Het was zo ver. Ondanks dat hij nog geen zes maanden is begon Pepijn erg achter Pientje aan te zitten. Niet goed voor de nog zo broze relatie. En toen ik ook nog een paar druppels kattenpis aantrof was zijn lot bezegeld en maakte ik de alles oplossende afspraak met de dierenarts.
Vroeger ging dat met twee bakstenen en wat later met een plaatselijke verdoving, een redelijk bloederige ingreep waarbij een theelepeltje het voornaamste instrument was.
Nu is het andere koek. Eerst kwam er een brief met uitleg en instructies waarvan het na 22.00 uur niet meer eten het voornaamste én het lastigste was want Pepijn is een puber en pubers eten het liefst de hele dag.
Ook het tijdstip van brengen viel niet mee want ’s morgens acht uur is voor mij midden in de nacht.
En laat het die nacht nu eerst behoorlijk geregend en daarna flink gevroren hebben! Ik had zo gehoopt dit nooit meer mee te maken en kon natuurlijk geen ijskrabber vinden!
Maar wat was het mooi onderweg. Witte weilanden met een optrekkende nevel, de zon er doorheen en een laagje ijs op de vaart en de sloten.
Pepijn afgeleverd die onmiddellijk iedereen voor zich innam door luid spinnend op de onderzoekstafel te gaan zitten, nog onkundig van wat er boven zijn hoofd (nou, hoofd) hing.
Rond 13.00 kon ik hem weer halen en hoorde ik hem al in de gang spinnen! Na wéér een brief met instructies en pijnstilling voor drie dagen namen we van iedereen afscheid en vertrokken we naar de warme kachel. Want hij moest een warm plekje en hij mocht pas tegen zes uur wat eten.
Eenmaal thuis stortte hij zich uit de draagmand en rende hij naar zijn lege etensbakje. Na lang met grote hongerige ogen naar me te hebben gekeken legde hij zich er bij neer en installeerde zich onder de kachel. Daar lag Pientje die als door een horzel gestoken weg vloog.
Ik begreep eerst niet wat er nu weer mis was maar toen Petter ook een beetje afhoudend reageerde begreep ik dat het de lucht moest zijn. Want hij stonk ongelooflijk antiseptisch.
Dat pikte ze niet en ze was razend op hem!
Niet bang maar boos, heel boos.
Nou wordt hij daar gelukkig niet anders van en bovendien begon Petter hem van top tot staart hardhandig schoon te likken dus ik dacht dat het wel weer over zou gaan.
Het ging ook over, na twee dagen.
Maar niet zo maar.
Ze wilde absoluut niets van hem weten dus kroop ze achter de grote gaskachel. Ook lekker warm.
Ik hoorde haar daar wel wat rommelen maar heb daar verder geen aandacht aan besteed.
Tot ik vanmorgen opeens een raar los draadje zag liggen. Dat was het thermokoppel wat voor de vonk zorgt om de waakvlam aan te steken. In stukken geknaagd dus. Wraak! Gelukkig hebben we er geen last van zolang de kachel maar blijft branden en dat doet hij. Dinsdag komt de Gaswacht voor de reparatie en ik ben benieuwd wat hun diagnose is…
En Pepijn?
Pepijn kreeg om zes uur wat brokjes die hij met veel enthousiasme op at om ze na een uur weer uit te spugen.
Met vier poten op de houten vloer en de kots op het kleed.
Zoals altijd.
En daar ging hij de hele avond mee door, opeens was het toch nog een ziek poesje!
Om er rond 23.30 uur weer helemaal te zijn: rennen, vliegen en rammelen aan zijn etensbak.
De volgende morgen was alles weer normaal al liep Pientje nog flink te brommen.
En ook dat is vandaag ook weer gezakt en niet erger dan het was.
Burmezen, je krijgt er nooit genoeg van.
Wat mij het meest opvalt tussen alle poezenavonturen door is dat je toch wel opzag tegen het in jouw middernacht opstaan maar desondanks hebt genoten van het schitterende landschap. Dat is nu de ware levenskunst.