Vanaf het moment dat ik begreep dat letters iets betekenden en dat een aantal letters samen een woord, dus een begrip, vormden, heb ik gelezen.
Overal en altijd.
De routes en de haltes in de tram, de bus, de metro.
De reclame onderweg.
De achterkant van de rol beschuit op tafel.
De hoeveelheden vitamines en mineralen op het pak melk.
De gebruiksaanwijzing van een apparaat dat ik nooit gebruikte.
Eindeloos, maar dat is natuurlijk geen antwoord op deze vraag.
Lezen doe ik een groot deel van mijn dag.
Op mijn werk: beleidsstukken, mails, notulen, notities, tweets.
Thuis: kranten, tijdschriften, boeken, ondertitels, tweets, mails.
Onderweg: dat wat er op mijn pad komt en het boek dat ik altijd bij me heb.
Maar het échte lezen is van een andere categorie, een buitencategorie.
Het lezen van een boek dat boeit, dat aangrijpt, me meesleept in een andere wereld.
Dat lezen lukt me niet meer iedere dag. Zelfs niet iedere week.
Dat lezen waar ik eigenlijk altijd naar verlang en waar ik toch niet aan toe kom omdat er zoveel andere dingen zijn, lijken te zijn. En omdat ik vaak te moe ben me te durven verliezen uit angst niet meer te kunnen stoppen.
Gelukkig is dat altijd maar tijdelijk! Zodra het echte voorjaar aanbreekt kan ik weer naar buiten, naar mijn plekje uit de wind en in de zon, naar mijn bankje langs de vaart, naar het haventje van Laaxum of een van de andere rustige plekjes.
Daar krijg ik langzaam weer de rust om écht te lezen en op of onder te gaan in het verhaal.
En in mei is Zweden er weer.
Met zijn strandjes, de zon, de rust en al die boeken in de krat op de achterbank van mijn auto.
Het zijn nog echte boeken, een e-reader wil ik nog niet.
Daar lees ik een groot deel van de dag, overal en altijd.
Daar komt de ruimte om weer te genieten van het niets anders te hoeven dan het mogen en kunnen lezen.
En dat doe ik dan ook, zo veel en zo lang mogelijk.
Het aantal uren? Geen idee…