Dat zijn te veel boeken om op te noemen.
Ze variëren van De Gebroeders Leeuwenhart (Astrid Lindgren) tot Harry Potter en van Mens of Wolf (An Rutgers van der Loeff-Basenou) tot Het Bureau van J.J.Voskuil. Allemaal waren ze op een bepaald moment belangrijk en allemaal op een andere manier. Maar wat echt een onuitwisbare indruk op me heeft gemaakt is een verhaal van Toon Tellegen.
Ik las dit korte verhaal in een periode waarin ik aan alles twijfelde.
Een periode waarin ik nauwelijks meer wist wie ik was en waar alles door elkaar liep.
Een periode waarin ik aan mijn bestaan twijfelde.
Ik was met een vriendin ergens aan het eten. Zij kwam net uit de boekwinkel waar ze cadeautjes had gekocht en een van de boeken was ‘Toen niemand iets te doen had’ van Toon Tellegen .
Mijn vriendin moest even weg, ik pakte het boekje, sloeg het willekeurig ergens open en begon te lezen.
Tijdens het lezen was het of alles om me heen verdween.
Of ik opeens oploste in het niets.
Helemaal in het niets.
Even was er helemaal niets meer.
En heel langzaam verdween het niets en zag ik mezelf zitten aan het tafeltje in het restaurant tussen allerlei mensen die zaten te eten en te praten. Voor wie er niets veranderd was.
Ik zat daar nog net zo als een paar minuten daar voor en alles om me heen ging gewoon door.
Maar alles was anders.
Alles was “verschoven”. “Van iets naar niets. En daarna heel langzaam weer terug”.
En ik was er nog maar alles was anders.
Beter dan Toon Tellegen kan ik het niet uitleggen dus citeer ik hier de laatste regels:
“Die avond liet hij de eekhoorn een boek met plaatjes van verschuivingen zien. De meeste bladzijden waren leeg of ontbraken. En toen hij de laatste bladzijde omsloeg viel het boek uit elkaar, blies de mier het van de tafel af en dwarrelde het naar de grond.
Dat wij hier zitten is een wonder, zei de mier. Maar dat is op zichzelf juist weer heel gewoon. De eekhoorn had honger en vroeg zich af of de mier iets in huis had, als was het maar een oude beukennoot.”
En zo voelde het. Wat een wonder dat ik daar gewoon zat. En ook weer heel gewoon.
Ik was verdwenen in het niets en ook weer verschenen.
Ik blies de bladzijden van tafel en ik mocht er zijn.