Gisteren was het zo’n dag.
Zo’n dag die je nog heel lang bij blijft.
Zo’n dag waarop niets bijzonders gebeurt en die toch heel bijzonder is.
Ik ben weer op Tjörn, het Zweedse eiland aan de Westkust.
Een eiland vol rotsen die soms grijs en soms roze zijn, met allemaal kleine schitterdingetjes van het mica dat er in zit.
Tussen de rotsen groeien en bloeien allerlei dappere plantjes en overal zie je de zee.
De lucht was strakblauw, de zon schitterde op de blauwe zee, er was een beetje wind waardoor het niet te warm was en ik zat daar en keek er naar.
Keek ernaar, luisterde, hoorde, rook en voelde de dag.
Voelde de rust langzaam bezit nemen van mijn lijf en mijn hoofd, rook de zee, hoorde de koekoek in de verte, de eidereenden die met hun jonkies langs zwommen en zag de voortdurend veranderende eindeloze zee.
‘Het leek of er geen einde aan kon komen’, zo voelde het en zo was het.
Wat een voorrecht om eindeloos te kunnen blijven zitten zonder iemand te zien.
Te horen hoe de wind langzaam draaide en de golfjes anders begonnen te klotsen.
Te zien hoe de intense gloed van de zon veranderde in een zachte streling.
Zo’n dag waarop niets bijzonders gebeurt en die toch heel bijzonder is.
Zo’n dag dus.
WOW!